Tussen 1970 en 2022 is het overschot van stikstof in de landbouw met ongeveer 40 procent gedaald. In de laatste tien jaar is er niet veel veranderd en ziet CLO een kleine kabbelende trend, afhankelijk van weersomstandigheden. In vergelijking met 2021 is het overschot met 5 procent gestegen in 2022. Het overschot van fosfor is in de afgelopen jaren nagenoeg verdwenen.
Nutriëntenoverschotten groeien tussen 1970 en 1986
Tussen 1970 en 1986 zijn de stikstof- en fosforoverschotten in de landbouw snel toegenomen door de groeiende niet-grondgebonden (intensieve) veehouderij.
Ontwikkeling stikstofoverschot
Tussen 1986 en 2006 halveerde het stikstofoverschot in de landbouw van 775 naar 385 miljoen kg N. Het stikstofoverschot is vooral gedaald door een steeds lagere kunstmesttoediening (vanaf 1999) en kleinere productie van dierlijke mest. In 2006 trad het nieuwe mestbeleid in werking. In de 5 jaren daarna daalde het overschot significant met ongeveer 20 procent. Het stikstofoverschot is ook mede afhankelijk van weeromstandigheden, doordat gewassen stikstof vastleggen.
De laatste 10 jaar zien we de volgende ontwikkelingen: In 2015 steeg het overschot in vergelijking met de jaren ervoor, vooral door het afschaffen van het melkquotum. Sinds 2017 is een dalende trend waar te nemen voor het stikstofoverschot na het invoeren van fosfaatreductieplan en de algemeen krimpende trend van de veestapel. In 2022 is er een hoger stikstofoverschot dan in 2021. Dit komt door de lage grasopbrengst in de droge zomer van 2022. Dit gras wordt gevoerd aan het vee als ruwvoer en blijft binnen de landbouw. In 2022 moest er extra worden bijgevoerd uit voorraden. In de laatste 10 jaar werd 21 procent van de stikstof uit dierlijke mest buiten de landbouw afgezet. In de jaren negentig ging het om ongeveer 5 procent van de stikstof uit dierlijke mest.
Benuttingsgraad stikstof
De aangevoerde meststoffen op landbouwgrond worden steeds beter benut. In 2022 werd 55 procent van de op landbouwgrond aangevoerde stikstof omgezet in plantaardige productie. In de jaren 90 was dit nog ongeveer 47 procent.
Daling fosforoverschot
Het fosforoverschot op landbouwgrond is sinds 1990 gedaald. In 1990 was het fosforoverschot nog 69 miljoen kg P, in 2021 en 2022 waren de overschotten respectievelijk 3 en 13 miljoen kg P. De daling kan verklaard worden door minder gebruik van fosfor via kunstmest en doordat er steeds meer dierlijke mest buiten de landbouw wordt afgezet. Het aandeel van deze afzet was ongeveer 6 procent in de jaren 90, maar tussen 2011 en 2022 gemiddeld 33 procent voor fosfor. Het invoeren van fosfaatreductieplan heeft voor een verdere daling van het fosforoverschot gezorgd vanaf 2018.
Ontwikkeling fosforbenutting
De afgelopen jaren is het fosforoverschot in de landbouw nagenoeg verdwenen, hetgeen betekent dat de fosforbenutting op landbouwgrond bijna 100 procent bedraagt. In 2021 was de benutting 95 procent. Door het slechte weer in 2022 is dit rond de 78 procent in 2022 en dat is een uitzonderlijke laag. In de jaren negentig was de fosforbenutting ongeveer 50 procent.
Beleid
Om aan de Europese Nitraatrichtlijn (1991) te kunnen voldoen werd in 1998 het systeem van de mestboekhouding (1987) vervangen door het mineralenaangiftesysteem (MINAS). In MINAS werd per bedrijf vastgesteld hoe groot het stikstof- en fosfaatoverschot mocht zijn (MINAS verliesnormen; deze werden in de loop der jaren geleidelijk aangescherpt).
Om voldoende afzetmogelijkheden voor mest te borgen werd in 2002 een stelsel van mestafzetovereenkomsten (MAO’s) ingevoerd. Veehouders die te veel mest produceerden waren verplicht MAO’s af te sluiten met bijvoorbeeld akkerbouwbedrijven, minder intensieve veehouderijen of mestverwerkende bedrijven.
In 2006 werden MINAS en het MAO-stelsel afgeschaft en voerde Nederland een nieuw mestbeleid in op basis van gebruiksnormen in plaats van verliesnormen. De Europese norm is vastgesteld op 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare grasland. Nederland heeft sinds 2006 derogatie gekregen, zodat er meer mest (230 kilo stikstof op zandgrond, 250 kilo elders) mag worden uitgereden op grasland.
In de laatste 10 jaar zijn er veel ontwikkelingen geweest op beleidsgebied en stikstof en fosfaat. Het Europese melkquotum is op 1 april 2015 afgeschaft. Een melkquotum is het recht om een bepaalde hoeveelheid koemelk te produceren. De rundveestapel groeide hierdoor. In 2017 is het fosfaatreductieplan voor de Nederlandse melkveehouderij in werking getreden, waardoor bedrijven melkvee van de hand moesten doen met het doel de groei van de veestapel te stoppen. In 2017 konden melkveehouders gebruik maken van de subsidieregeling voor bedrijfsbeëindiging melkveehouderij. In 2017 speelde ook het Actieplan Ammoniak Veehouderij en de Subsidieregeling Sanering varkenshouderij (SRV) waardoor het aantal varkens in de veestapel daalde.
Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) was een programma van de Nederlandse overheid dat werd gebruikt ter bescherming van natuurgebieden van het Europese Natura 2000 programma. Het programma werd ingevoerd in 2015, maar werd in 2019 ongeldig verklaard door de Raad van State.
Na het ongeldig verklaren van de PAS, trad de Stikstofwet (Wet stikstofreductie en natuurverbetering) op 1 juli 2021 in werking. De wet vereist dat in 2025 minimaal 40 procent van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau heeft waarbij de kritische depositiewaarde (KDW) niet overschreden wordt.
De derogatie die Nederland in 2006 heeft verkregen, eindigt definitief in 2026. Vanaf 2023 wordt de bemestingsnorm voor stikstof jaarlijks verlaagd en stap voor stap afgebouwd. Nederland zal zich weer moeten houden aan de Europese norm van 170 kg stikstof uit dierlijke mest per hectare grasland.
Invloed van het weer
De schommelingen in de overschotten die jaarlijks optreden, hangen samen met oogstverschillen door jaarlijks wisselende weersomstandigheden. In de grafiek zijn deze schommelingen voor de periode tot 1986 niet zichtbaar omdat destijds het overschot niet jaarlijks berekend werd.