Als Nederland – naast Duitsland, Frankrijk, Polen en Hongarije – kiest voor een verbod op het gebruik van genetisch gemodificeerde (gg-)soja in veevoeder, zal het verbruik van sojaproducten in veevoeder moeten dalen met 40 tot 50%. Er is anders niet genoeg niet-gg- soja op de wereldmarkt beschikbaar.
Op een termijn van drie tot vijf jaar worden de extra kosten voor de Nederlandse veehouderij, vanwege het gebruik van duurdere niet-gg-soja en alternatieve eiwitgrondstoffen, geschat op € 60 tot € 100 miljoen per jaar, waarvan circa 80% voor de pluimveehouderij.
Voor vervanging van de 1.557 duizend ton gg-sojaboonmeel dat wordt gebruikt in Nederlands veevoeder is een gelijke hoeveelheid niet-gg-sojaboonmeel nodig. Van alternatieve eiwitbronnen is meer volume nodig, omdat de eiwitkwaliteit lager is dan van soja. Zo zou er 2.985 duizend ton raapzaadschroot, of 4.268 duizend ton zonnebloemzaadschroot, of 15.878 duizend ton gerst of 17.259 duizend ton tarwe nodig zijn om de huidige hoeveelheid sojameel te vervangen.
Handelsstromen van veevoedergrondstoffen zullen naar verwachting deels verschuiven van invoer in het westen van de EU, bijvoorbeeld via de haven van Rotterdam, naar toelevering vanuit oostelijk Europa (EU en bijv. Oekraïne). Transport zal dan plaatsvinden via de weg en het water vanuit gebieden ten oosten van de EU, zoals Oekraïne. Er zal minder soja via Nederland de EU binnen komen. Mogelijk zullen er wel alternatieve eiwitgrondstoffen via Nederland de EU binnenkomen. De soja-verwerkende industrie zal dan moeten ombouwen naar verwerking van alternatieve eiwitgrondstoffen zoals raapzaad en zonnebloem.
De gevolgen voor de Nederlandse havens en de transportsector en voor de werkgelegenheid hangen af van hoe handelsstromen uiteindelijk gaan verschuiven. Als de huidige sojahandel met Duitsland, Frankrijk, Polen en Hongarije geheel weg valt zonder vervanging door alternatieven, neemt het getransporteerde volume van de binnenvaart met 0,6% af.
Bron: Wageningen UR