Remkes heeft zijn langverwachte rapport over het huidige stikstofbeleid aan het kabinet gepresenteerd. Aanvullend op de algemene eerste reactie van LTO Nederland is door een aantal dierlijke sectoren een doorlichting van het rapport gemaakt. Vanuit alle sectoren worden de leden opgeroepen om een oordeel te geven op het rapport. Daarvoor heeft LTO Nederland vanaf donderdag 6 oktober een ledenconsultatie opengesteld.
In het rapport maakt Remkes een heldere analyse van de situatie waarin de agrarische sector verkeert en worden een aantal aanzetten gegeven tot perspectief. Met name de aanbeveling aan het kabinet om nu eens te komen met een échte visie op landbouw is een hele wezenlijke als je daadwerkelijk werk wil maken van een transitie.
Milieuheffingen of uitstootplafonds
Om ‘onwenselijke’ vormen van landbouw tegen te gaan, adviseert Remkes voor het invoeren van milieuheffingen of uitstootplafonds. Daarmee wordt vooral weer de weerstand tegen transitie aangewakkerd. Het zou goed zijn als er meer positieve prikkels komen om ondernemers te stimuleren naar maatschappelijke gewenste transitie. Bijvoorbeeld met de door Remkes genoemde afrekenbare stoffenbalans die de ondernemer in staat stelt op het bedrijf te sturen naar de doelen. Dit is een erkenning voor de diverse projecten die de melkveehouderij hier afgelopen jaren al mee heeft gedaan. Ook ziet Remkes terecht dat innovatie een belangrijk instrument is voor het halen van de doelstellingen.
Pluimveehouderij
Nederlandse veehouders produceren in de context van een gemeenschappelijke markt binnen de EU. Daarover is te weinig genoemd in de denkrichtingen van Remkes. In zijn rapport valt te lezen dat de huidige omvang van de export niet reëel is om te behouden omwille van klimaateisen en marktontwikkeling in de wereld. Voor diverse sectoren, zoals de pluimveehouderij gaat dit niet op. De Nederlandse pluimveesector produceert hoofdzakelijk voor de Nederlandse en Noordwest Europese markt. Een beperkt deel van de productie wordt verder weg geëxporteerd, zoals delen van de kip die niet door Europese consumenten wordt gegeten. Voor de kalverhouderij geldt hetzelfde: de kalveren die niet nodig zijn voor de melkveehouderij worden hier verwaard. Daarmee is een economische sector van belang ontstaan, die aansluit bij een marktvraag vanuit de Europese markt.
Meer weidegang
Remkes benadrukt: extensiveren betekent meer grond en niet minder koeien voor het individuele bedrijf. Goed dat dit zo nadrukkelijk benoemd wordt. Een extensief bedrijf met een verdienmodel vraagt om een bepaalde omvang en langjarige vergoeding voor de groene diensten. Ook zou er meer oog moeten zijn voor de diversiteit tussen sectoren die niet in één oplossing te gieten zijn. Zo wordt in het rapport veel gesproken over de wens naar meer weidegang. Dat is een mooi streven, maar moet wel met oog voor de praktische haalbaarheid. Zo kent de geitenhouderij wel open stallen, maar geen uitloop.
Biologisch ondernemen
Biologisch wordt door Remkes regelmatig benoemd als één van de transitiepaden met perspectief. Desondanks blijft met zijn rapport nog steeds veel juridisch onduidelijk. Juist ook voor biologische veehouders. Een houdbaar juridisch systeem is nodig om biologische bedrijfsvoering mogelijk te houden en te kunnen bevorderen.
Het is een gemiste kans dat Remkes nauwelijks aandacht biedt aan het omschakelen naar multifunctionele landbouw. Een constatering van Remkes is dat multifunctionele boeren relatief lage marges halen uit hun nevenactiviteiten. De sector herkent zich hier niet in en het is ook niet in lijn met de onderzoeksresultaten van de WUR.
Bron: LTO Nederland