Demissionair minister Adema kondigde aan dat voor sectoren met een mestproductieplafond, namelijk de pluimvee-, varkens- en melkveehouderij, hun sectorspecifieke productieplafonds naar beneden moet worden bijgesteld. LTO en POV zijn van mening dat dit geen effectief beleid is voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit zijn wéér meer middelvoorschriften in plaats van het werken naar doelvoorschriften. Daarnaast is het totaal niet realistisch, gezien het korte tijdspad dat sectoren nu wordt opgelegd.
Het kan niet zo zijn dat dit leidt tot generieke kortingen en – doordat bedrijven daarmee ernstig in hun verdienvermogen worden aangetast – de facto tot een koude sanering van de veehouderij.
Verlaging van de productieplafonds
Uiteindelijk is dit een eerste stap om de nationale plafonds per 2025 nog eens 10 procent te verlagen, naar 440 miljoen kg stikstof en 135 miljoen kg fosfaat. Een gedeelte hiervan kan worden ingevuld door de opkoop en het doorhalen van productierechten zoals dit in de Lbv- en Lbv+-regelingen is opgenomen.
Wat deze beëindigingsregelingen zullen opleveren is nog onduidelijk. Dit zal naar grote waarschijnlijkheid onvoldoende zijn en dat betekent dat er nog extra maatregelen nodig zijn. Hoe deze worden ingevuld is nog onderwerp van gesprek bij LNV.
Generieke korting voorkomen
Wat LTO en POV betreft moet een generieke korting ten alle worden voorkomen. Daarnaast vragen zij zich af of het überhaupt haalbaar en rechtvaardig is om verlaging van de plafonds in zo’n korte tijd te doen. De beëindigingsregelingen hebben lang op een goedkeuring van de Europese Commissie gewacht en konden daardoor ook pas later worden opengesteld. Dit maakt dat het tijdspad verschuift.
Daarnaast zijn de innovatie- en verplaatsingsregelingen nog niet duidelijk. LTO en POV zijn dan ook van mening dat eerst deze regelingen hun werk moeten doen voordat er andere vergaande maatregelen worden ingevoerd.
Verkeerde instrument
LTO melkveehouderij vindt de daling van het mestplafond absoluut niet realistisch in een tijdspad van slechts 1 jaar. ”Met 10 procent krimp in slechts één jaar is het wachten op grote ongelukken,” aldus Erwin Wunnekink voorzitter van de Vakgroep Melkveehouderij. De sector kan 10 procent krimp op het eigen productieplafond incasseren maar alleen als het wordt weggezet in de tijd. Door het al ingezette beleid op vrijwillige opkoop en afroming van fosfaatrechten en daarbij het natuurlijke verloop in de sector en verdere efficiëntie gaat het de sector lukken.
Maar een termijn van slechts 1 jaar is financieel niet op te vangen en legt de sector lam voor investeringen die ook voor andere doelen nodig zijn. LTO Melkveehouderij is daarom ook faliekant tegen een generieke korting.
“Mestafzet pluimveehouderij jaren geleden al opgelost”
De vakgroep Pluimveehouderij kan zich totaal niet vinden in de korting die aan de pluimveesector wordt opgelegd. Vakgroepvoorzitter Kees de Jong: “De pluimveesector heeft haar mestafzet al jaren geleden opgelost. 95 procent van de Nederlandse pluimveemest komt niet op de Nederlandse bodem en wordt verwerkt of er wordt energie mee opgewekt”
“De pluimveesector heeft part nog deel aan de problematiek. Op deze wijze wordt een sector die vooroploopt door de minister afgestraft. Zeer frustrerend. Dit helpt niet in het terugwinnen van het vertrouwen in de overheid.”
“Varkenshouderij heeft niet eerder productieplafonds overschreden”
POV is tegen een verlaging van het mestproductieplafond. De varkenshouderij heeft in het verleden nog nooit het sectorale productieplafond overschreden. Daarnaast wordt het grootste gedeelte van de mestproductie verwerkt en is er een buffer nodig voor de verduurzaming van de varkenshouderij.
Bron: LTO Nederland