Het goud gerande jaar 2023 wordt opgevolgd door een zilver gerand jaar 2024. De inkomens voor varkenshouders dalen ten opzichte van vorig jaar fors, met wel 48 procent. De Europese concurrentie is daar een grote oorzaak van. Desalniettemin zijn de gemiddelde inkomens nog steeds hoog in vergelijking met het gemiddelde inkomen van de afgelopen vijf jaar.
Het inkomen in de varkenshouderij zakte fors terug na de piek in 2023. Het geraamde bedrijfsinkomen van gemiddeld circa 210.000 euro per onbetaalde aje is 195.000 euro lager dan in 2023. Ondanks deze daling ligt dit cijfer wel boven het gemiddelde van 167.000 euro van de jaren 2019-2023.
Verschuivingen in de sector
Er vindt veel verschuiving van inkomsten en uitgaven plaats in de varkenshouderij. Zo zijn de prijzen van biggen (twaalf procent) en vleesvarkens (negen procent) in 2024 gedaald ten opzichte van 2023. De Europese concurrentie is hiervan de voornaamste oorzaak. Robert Hoste, econoom varkensproductie, stelt vast dat de verschillen tussen de zeugenhouderij en vleesvarkenshouderij meer gelijkgetrokken zijn in 2024. “Zeugenhouders behaalden flinke inkomsten terwijl de vleesvarkenssector achterbleef.” Onder anderen de momenteel lage biggenprijzen compenseren de gedaalde vleesvarkensprijzen. Al met al het signaal van een kantelende markt.
Maar daarmee zijn we er nog niet. Want ook mest blijft een onderwerp van zorgen. Het mestoverschot neemt toe, en daarmee helaas ook de mestprijzen. Zeker in de varkenshouderijsector wegen deze kosten zwaar. De kosten voor mestafzet stijgen in 2024 met maar liefst 45 procent.
Ondanks de tegenvallende inkomenscijfers zijn de voerprijzen mee gedaald met circa dertien procent. Dat heeft te maken met de herstelde handelsstromen, nadat deze door de Russische invasie in Oekraïne verstoord waren. Helaas was deze daling onvoldoende om de ook dalende opbrengsten van zo’n zeventien procent te compenseren.
Inkomens varkenshouders gedaald
In 2024 worden voor de zeugen- en de gesloten varkensbedrijven flink lagere inkomens geraamd. De inkomens van zeugenbedrijven dalen met 315.000 euro naar 230.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). De inkomensafname op gesloten varkensbedrijven is met 274.000 euro per onbetaalde aje tot 232.000 euro weliswaar minder groot dan op de zeugenbedrijven, maar is ook stevig na een zeer gunstig jaar. Ook op de vleesvarkensbedrijven daalt het inkomen met gemiddeld circa 50.000 euro tot 184.000 euro per onbetaalde aje. Deze inkomensdaling is minder groot, omdat de lagere opbrengsten van vleesvarkens deels teniet worden gedaan door de goedkopere biggen en lagere voerkosten. Ondanks de soms forse inkomensdaling, zijn de inkomens voor alle drie de typen nog boven het gemiddelde van de afgelopen vijf jaar.
Onzekerheid over de toekomst
Wat kunnen we volgend jaar verwachten? De landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) zal vermoedelijk voor veel opschudding zorgen. Hoste verwacht een krimp van zo’n tien tot twaalf procent in een jaar, en dat is fors. “Al met al dus een flinke aanzet van de krimp. Een tweede factor die hierbij meespeelt is dierenwelzijnswetgeving. Het convenant dierwaardige veehouderij zal vermoedelijk veel impact hebben op de varkenshouderij. Deze toenemende onzekerheid zorgt absoluut voor meer interesse in de beëindigingsregeling.”
Algemene inkomensraming Wageningen Economic Research
In 2024 raamt Wageningen Economic Research het gemiddelde inkomen uit bedrijf per onbetaalde aje voor land- en tuinbouwbedrijven op 109.000 euro. Deze berekening is gebaseerd op informatie afkomstig van alle deelnemers binnen het bedrijveninformatienet (BIN). Dat is 10.000 euro lager dan het gemiddelde inkomen van 2023. Desalniettemin is het geraamde inkomen in 2024 toch 20.000 euro hoger dan het gemiddelde voor 2019-2023.
Grote inkomensverschillen
Gemiddelde aje berekeningen zeggen niet alles. De verschillen in bedrijfsinkomens zijn namelijk groot. Twingig procent van de bedrijven heeft een negatief inkomen, terwijl ook 20 procent meer dan 131.000 euro per onbetaalde aje verdient. “Deze trend is sector breed. We kunnen dus niet stellen dat een specifieke sector verantwoordelijk is voor deze spreiding”, aldus Roel Jongeneel, onderzoeker bij Wageningen Research.
Onbetaalde arbeidsjaareenheid
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarische ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren vaak het merendeel van de arbeid zelf, maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje. Wie minder werkt, telt voor minder dan één aje. Wageningen Economic Research deelt het inkomen uit bedrijf in deze situatie door het aantal onbetaalde aje. Op deze manier zijn de inkomens van verschillende bedrijfstypen beter met elkaar te vergelijken. Het gemiddeld aantal onbetaalde aje per bedrijfstype verschilt namelijk sterk.
Tekst: Annabel Klein Woolthuis