Het jaar 2023 gaat de boeken in met historisch hoge voerwinsten in de varkenshouderij, maar dat geeft geen garanties voor de toekomst. Zorg daarom voor reserves om mindere jaren op te kunnen vangen, adviseert ABAB.
Voerwinsten 2023 en 2024
Het afgelopen jaar werd een voerwinst van 1.620 euro per zeug en 120 euro per aanwezig vleesvarken als sectorgemiddelde genoteerd. Dit na een diep dal in voerwinst in de voorgaande jaren 2021 en 2022, met een gemiddelde voerwinst van globaal 400 euro per zeug en 60 euro per aanwezig vleesvarken per jaar.
Ook het jaar 2024 startte met goede marktprijzen. Onlangs zijn de uitgangspunten voor voerwinsten voor begrotingen opnieuw geformuleerd. Deze zijn voor de lange termijn vastgesteld op 762 euro per zeug en 89 euro per aanwezig vleesvarken. Alle seinen dus op groen, of toch niet?
Als ABAB terug kijkt naar de uitgangspunten voor voerwinst in begrotingen van tien jaar geleden, dan werd in 2014 nog een voerwinst begroot van minder dan 500 euro per zeug en 75 euro per aanwezig vleesvarken. In 2024 is het uitgangspunt in voerwinst voor de zeugenhouderij in een begroting dus met ruim vijftig procent gestegen in vergelijking met 2014. Voor de vleesvarkenshouderij bleef deze stijging in begrote voerwinst beperkt tot krap twintig procent in tien jaar tijd. Een sein op groen of toch op oranje voor een deel van de sector?
Stijgende kosten
De afgelopen tien jaar stegen de kosten in de varkenshouderij uiteraard ook fors. Denk bijvoorbeeld aan arbeidskosten en bouwkosten. De bouwkosten in de zeugenhouderij stegen in deze periode met ruim vijftig procent. Dit ligt dus in lijn met de stijging in voerwinst die per zeug begroot wordt in 2024 in vergelijking met 2014. De bouwkosten in de vleesvarkenshouderij stegen in deze periode zelfs met zestig procent, fors meer dan de stijging van krap twintig procent in voerwinst die per aanwezig vleesvarken begroot wordt in 2024 ten opzichte van 2014. Dit heeft een groot effect op de financierbaarheid van investeringsplannen in de vleesvarkenshouderij, meldt ABAB. Geen teken dus van seinen op groen, eerder een teken van vertraging of zelfs stilstand voor dit deel van de sector.
Reserves voor mindere jaren
Terug naar de markt van vorig jaar en dit jaar. Historisch hoge voerwinsten kunnen ons onvoorzichtig maken. Ons geheugen is vaak kort. In 2021 en 2022 was er weinig vertrouwen meer in de toekomst van de varkenshouderij. Inmiddels lijken we gewend aan forse biggenprijzen en vleesvarkensprijzen, met misschien de gedachte dat een herhaling van ondergemiddelde marktomstandigheden niet mogelijk is.
Maar: het verleden zal zich herhalen en daar moeten we ons op voorbereiden. In de daljaren 2021 en 2022 kwam de voerwinst over beide jaren 700 euro per zeug en 50 euro per aanwezig vleesvarken lager uit dan het uitgangspunt voor de lange termijn. Waar we in het verleden buffers voor slechte jaren hanteerden van 250 tot 350 euro per zeug, is het goed om nu even stil te staan bij een gewenste reserve van wel 700 euro per zeug en 50 euro per aanwezig vleesvarken, om op eigen kracht een prijsdal te kunnen overbruggen. Een reserve kan bestaan uit spaarmiddelen, ruimte op de rekening-courant, het op orde hebben van de post crediteuren of activa die vrijgemaakt kunnen worden, aldus ABAB.
Beter Leven marktconcepten
Enkele Beter Leven marktconcepten werken inmiddels met een prijssystematiek waarbij de kostprijs een deel van de opbrengstprijs voor biggen en vleesvarkens bepaalt. Dit is een goede waarborg om aanvullende eisen en maatregelen in huisvesting of voeding, die tot een stijging van de kostprijs leiden, door de markt vergoed te krijgen. Gelijktijdig neemt dit de noodzaak weg om dit vanuit wetgeving op te leggen en voorkomt dit dat bedrijven moeten concurreren met landen waar deze aanvullende eisen niet gelden. In een periode van bovengemiddelde voerwinsten is de meerwaarde van deze concepten wel eens uit het oog verloren.
Nieuw kabinet
Het nieuwe kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB treedt aan. Menig varkenshouder heeft hier vertrouwen in. Toch stemde en pleitte een deel van de coalitie niet altijd in het voordeel van onze sector. De totstandkoming van dit kabinet ging met vallen en opstaan. De kiezer heeft gesproken en gekozen voor een ander geluid. Een deel van dit geluid was in het verleden pijnlijk, kwetsend, niet samenbindend en reden voor verdeeldheid in de samenleving. Nu moeten we zien of littekens uit het verleden niet voor blijvende pijn blijven zorgen. Een niet functionerend kabinet of een snelle val met nieuwe verkiezingen zorgen voor teleurstelling en vertraging in noodzakelijke stappen in Nederland en onze sector.
Want op onderdelen staan de seinen op rood meldt ABAB. Voor noodzakelijke bedrijfsontwikkeling zijn nauwelijks of geen vergunningen afgegeven. Ook al is sprake van een afname in ammoniak- en geuremissies. De noodzakelijke stap van middelvoorschriften naar doelvoorschriften in de vergunningverlening is met te kleine tussenstapjes gemaakt. Juridische koudwatervrees weerhoudt de politiek ervan om een rechte rug te tonen in vergunningverlening. Voor fiscale stimuleringsregelingen bij investeringen in de varkenshouderij met de maatlat duurzame veehouderij (VAMIL en MIA) worden groeiende bedrijven veelal uitgesloten. De kritische noot dat bedrijfsomvang niets zegt over de milieu-impact van of het dierenwelzijn op het bedrijf, vond bij de ‘oude’ politiek geen gehoor. De bedrijfsontwikkeling op deze bedrijven zorgt voor de noodzakelijke innovatiekracht in de sector om op snelheid te komen en te blijven.
Daadkracht en lef
Voor de korte termijn lijken de seinen op groen te staan met de goede voerwinsten in de sector. Om hierna geen rode seinen te krijgen, moet de politiek daadkracht en lef tonen, in vergunningverlening en stimulering van innovatie en vernieuwing. Zelf moet de varkenshouderij leren van het verleden, weerbaar worden voor ondergemiddelde marktomstandigheden en eensgezindheid tonen, met de overtuiging dat voor een groter deel van de bedrijven de toekomst ligt in marktconcepten met toegevoegde waarde, concludeert ABAB.
Bron: ABAB