Per 1 januari 2025 worden de eisen voor het Beter Leven keurmerk in de varkenshouderij aanzienlijk aangescherpt. Voor deelnemers is het belangrijk om nu de balans op te maken, zegt Gerben Schrijver, adviseur bij DLV Advies. “Wat zijn de verwachtingen in de markt, welke investeringen moet ik doen en is dat interessant voor mijn bedrijf of niet? Ga er in elk geval mee aan de slag, want die keuze moet nú gemaakt worden.”
De Dierenbescherming, eigenaar van het Beter Leven keurmerk, komt volgend jaar met de grootste aanpassingen sinds de introductie in 2011. De pakweg 300 zeugen- en vleesvarkenshouders die produceren volgens dit keurmerk krijgen te maken met diverse nieuwe criteria. Zo moet het daglicht doorlatend oppervlak in de muren minimaal 2% zijn van het vloeroppervlak. Oftewel: een afdeling van 100 m2 heeft minimaal 2 vierkante meter raamoppervlak. Daarnaast wordt het gebruik van voerligboxen voor zeugen verboden en komt er zowel voor zeugen als voor vleesvarkens een minimale groepsgrootte van 20 dieren.
Aanpassingen kunnen uitdagingen zijn
In de praktijk is dat niet altijd even makkelijk te realiseren, volgens Gerben. “Niet elke afdeling heeft bijvoorbeeld een buitenmuur. Dan moet je met lichtkokers via het dak gaan werken, maar als jegebruik maakt van plafondventilatie is dat een uitdaging.”
De minimale groepsgrootte van 20 dieren is ook een eis. Op bedrijven waar het in de praktijk niet haalbaar is, kan daar wel een mouw aangepast worden door de dieren in groepen van minder dan 20, 10% meer ruimte te bieden: 2,4 m2 per zeug en 1,09 m2 per vleesvarken. “Bij bedrijven op brijvoer betekent een groepsgrootte van 20 dieren, met de vereiste 30 cm trog per dier, wel een uitdaging. Want hoe realiseer je dat praktisch in het hok?”, schetst hij.
Positioneren is nu belangrijk
Begin dit jaar publiceerde DLV Advies een berekening dat de eisen voor een gesloten varkensbedrijf met 500 zeugen circa €300.000 aan investeringen gaan vergen. Uiteraard zitten hierin per bedrijfssituatie hele grote variaties. Gerben zit regelmatig om tafel met varkenshouders die daarover nu aan het nadenken zijn. “Er komt heel wat op de deelnemers af. Daarom is het belangrijk om je nu te positioneren: is het technisch uitvoerbaar, zijn er mogelijk effecten op het technisch resultaat te verwachten, wat gaat de aanpassing in jouw situatie kosten en wat levert het op voor jouw bedrijf?” Hij adviseert deelnemers ook om constructief het gesprek aan te gaan met de afnemer. “Er is nog veel onduidelijkheid in de markt over de eventuele vergoedingen die ertegenover staan en voor hoe lang. Maak het in elk geval bespreekbaar waar je tegenaan loopt. Ook als je bijvoorbeeld vergunning technische hobbels tegenkomt. Daar zijn wellicht wel oplossingen voor te bedenken”, benadrukt Gerben.
Onderscheidend in de markt
Een deel van de Beter Leven-varkenshouders zal – om welke reden dan ook – de investeringen niet meer aangaan en afhaken. Dat biedt weer kansen voor andere varkenshouders om in het programma te stappen. “Voor iedereen geldt: ga er constructief mee aan de slag en maak de afweging of je ermee doorgaat of niet. Persoonlijk denk ik wel dat het goed is om ons varkensvlees op deze manier te positioneren. We blijven er onderscheidend mee in de markt en dat maakt het voor de concurrentie uit het buitenland lastig om hier in de schappen te komen.”
Daarbij kunnen de bedrijven die voor de Nederlandse markt willen gaan nu de optie afwegen om de omschakeling vergoed te krijgen met een toeslag voor de ombouw. Vaak zijn de eisen op termijn geldend voor iedereen, maar dan zijn de extra vergoedingen opgegaan in de basis opbrengstprijs.
Bron: DLV Advies