De Spaanse varkenshouderij heeft de afgelopen jaren een stevige groei doorgemaakt en groeit nog in rap tempo door zo meldt de Rabobank in een blog van sectormanager Koen van Bergen. Er is stevig geïnvesteerd in de zeugenhouderij.
- Het aantal fokzeugen is sinds 2013 met 23% toegenomen tot 4,3 miljoen.
- De Spaanse zelfvoorzieningsgraad groeide in vijftien jaar van 60% naar 180%. Spanje is hiermee meer dan serieuze concurrent voor de Nederlandse varkenshouderij.
- Op Europees niveau zijn ze na Duitsland de grootste varkensvleesproducent. Op wereldniveau nemen ze beslag op de derde plek.
De Spaanse varkenshouderij kenmerkt zich door een verticaal integratiemodel. 46% van de varkens wordt binnen sterke en kapitaalkrachtige integraties geproduceerd en nog eens 23% binnen coöperatief verband. De 130 grootste zeugenbedrijven hebben een marktaandeel van 80%.
Tijdens de reis van Koen van Bergen (sectormanager Rabobank) brengt hij een bezoek aan Vall Companys. Zij zijn met 210.000 fokzeugen de nummer 1 in Spanje, met jaaromzet van 1,5 miljard euro. Jaarlijks produceert en slacht dit bedrijf 4,6 miljoen varkens. Wat maakt het businessmodel zou bijzonder? De varkenshouder is eigenaar van de stal en ontvangt een vergoeding voor de gebouwen, energie, mest en arbeid. Het dier, voer en gezondheidskosten zijn voor rekening van de integratie. De zeugenhouder ontvangt twaalf jaar lang een vaste vergoeding van € 16 euro per afgeleverde big. Deze vaste vergoeding volgens Rabobank ook een belangrijke driver geweest voor de groei. Met een vast contract van een sterke integratie is het financieren in Spanje eenvoudiger geworden. Looptijden van de financiering zijn met twaalf jaar aanzienlijk korter dan in Nederland.
Vergoeding vleesvarkens en zeugen
De Spaanse vleesvarkenshouderij ontvangt circa € 12 per afgeleverd vleesvarken. De vergoeding voor de zeugen is vergelijkbaar met het rendement in Nederland. De vergoeding voor de vleesvarkens is ten opzichte van Nederland een marginale vergoeding; echter is het voor Spaanse begrippen blijkbaar voldoende. Veel vleesvarkensbedrijven worden namelijk gehouden als parttime bedrijf of zijn onderdeel van een gemengd bedrijf. Veel integraties stoppen bij de slachterij. Een aantal gaat verder tot het retailkanaal. Door de integratiestructuur wordt, in tegenstelling tot Nederland, de varkenscyclus door de keten opgevangen en niet door de individuele varkenshouder.
Consument is bereid om meer voor het vlees te betalen
De kostprijs in Spanje ligt op € 1,35 per kilogram vlees; in Nederland bedraagt dit € 1,55. Belangrijkste redenen hierachter zijn lagere huisvestings-, arbeids- en milieukosten. Cijfers van de Rabobank laten zien dat de toegevoegde waarde in de Spaanse keten 50% hoger ligt dan in de Nederlandse keten. Hierbij is de Spaanse consument bereid om meer te betalen voor het vlees. De gemiddelde varkenshouder in Nederland heeft een negatief rendement, terwijl de Spaanse varkenshouder een kleine plus maakt. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de meest toegevoegde waarde aan het einde van de keten zit.
Consument is bereid om meer voor het vlees te betalen
De kostprijs in Spanje ligt op € 1,35 per kilogram vlees; in Nederland bedraagt dit € 1,55. Belangrijkste redenen hierachter zijn lagere huisvestings-, arbeids- en milieukosten. Naast de lage kostprijs krijgen we tijdens onze reis ook meer inzicht in de toegevoerde waarde in de keten. Cijfers van de Rabobank laten zien dat de toegevoegde waarde in de Spaanse keten 50% hoger ligt dan in de Nederlandse keten. Hierbij is de Spaanse consument bereid om meer te betalen voor het vlees. De gemiddelde varkenshouder in Nederland heeft een negatief rendement, terwijl de Spaanse varkenshouder een kleine plus maakt. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat de meest toegevoegde waarde aan het einde van de keten zit.