‘We moeten geen bulkproducten zoals varkensvlees naar China willen exporteren’, zegt Dirk Duijzer van Agri&Food in het FD van 16 juni.
Vleesvarkens
De heer Duijzer heeft op zich gelijk dat we in Nederland primair hoogwaardige en duurzame producten moeten produceren voor de Nederlandse en Europese consument.
De Nederlandse varkenssector doet dat dan ook al geruime tijd. Zo is het ‘Varken van Morgen’ een kwaliteitsprogramma waarin bovenwettelijke normen zijn opgenomen voor een duurzame productie van varkensvlees.
Het rust op de pijlers dierenwelzijn, diergezondheid en milieu.
Verduurzaming
Aan deze duurzame manier van produceren hangt echter een prijskaartje. Het spreekt voor zich dat de Nederlandse sector deze kosten wil terugverdienen om verdere verduurzaming van de keten te kunnen blijven financieren.
Gelukkig zijn Nederlandse en Europese consumenten bereid extra te betalen voor hoogwaardig Nederlands varkensvlees. In Nederland zijn we bijvoorbeeld gek op karbonade, ham en varkenshaas.
Naar sommige andere delen van het varken, zoals de poten, is hier echter minder vraag. Aziatische consumenten zoals de Chinese vinden weer andere dingen lekker en zijn bereid een (veel) hogere prijs te betalen voor deze producten.
Dat zijn dus geen bulkproducten, maar delen van hoogwaardige varkens die niet worden opgenomen door de Europese markt.
Vleessector
De Nederlandse vleessector maakt graag gebruik van de mogelijkheid om delen waar minder vraag naar is te exporteren. Het zou immers commercieel onverstandig zijn om deze marktmogelijkheden niet te benutten.
Sterker nog, dankzij het beter verwaarden van deze delen in China en andere markten kunnen Nederlandse slachterijen een betere overall-prijs betalen voor de dieren van Nederlandse varkenshouders. Ook zij kunnen daardoor duurzaam (blijven) produceren.
Duurzaam produceren betekent dus niet alleen specifiek produceren voor duurzame markten in Europa, maar ook het zoeken naar alternatieve markten voor de producten die in Europa niet kunnen worden vermarkt.