De Veekijker werd gebeld over een casus op een vermeerderingsbedrijf. Er waren al langere tijd problemen met ‘vettige diarree’ bij biggen van 1 tot 3 weken oud. De oorzaak van vetdiarree bij jonge biggen is vaak onderwerp van discussie en heeft zelden één oorzaak.
In veel gevallen zijn aanwijzingen voor meerdere infectieuze oorzaken aangetoond, bijvoorbeeld positieve testuitslagen voor zowel Clostridium perfringens type A, rotavirus en/of coccidiën. Soms is zonder nader onderzoek gesuggereerd dat vetmobilisatie bij de zeug en verhoogde vetgehaltes in de zeugenmelk een oorzaak kunnen zijn van vetdiarree. Soms is zelfs het zeugenvoer aangepast. Echter, dit levert niet altijd een duidelijk effect op.
Vetdiarree of steatorrhoea
We spreken van vetdiarree of steatorrhoea bij biggen wanneer hun ontlasting een vettig karakter kent, meestal wit of geel van kleur. Vetdiarree wijst op een malabsorptie of maldigestiediarree, waarbij de vetvertering en -opname verstoord zijn. De vetvertering vindt plaats in de dunne darm en kan verstoord raken door darmschade, verminderde lipaseactiviteit, of problemen met de productie of uitscheiding van gal.
Darmschade
Darmschade is geen onbekend fenomeen bij biggen en kent vele oorzaken. Vlokatrofie kan al optreden na een korte periode van vasten of ten gevolge van bijvoorbeeld een rotavirusinfectie. Coccidiën kunnen het darmslijmvlies daadwerkelijk aantasten en daarbij voor een verminderde (vet)vertering zorgen. Cystoisospora suis is de meest voorkomende veroorzaker van coccidiose bij biggen.
Toegepaste reiniging
Regelmatig concludeert de Veekijkerdierenarts dat of de toegepaste reiniging, of de desinfectiestap van de kraamstal, of allebei, onvoldoende is om opname van gesporuleerde oöcysten te voorkomen. Oöcysten zijn immers bestand tegen veel mechanische en thermische invloeden. Desinfectantia met cresol als werkzame stof zijn toegestaan en effectief tegen oöcysten. Bij de evaluatie van toltrazuril, een veelgebruikt preventief middel, komen vaak verbeterpunten naar voren. Deze gaan vooral over de dosering in verhouding tot het gewicht van de big en de leeftijd waarop het middel is toegediend. Er is genoeg reden om bij vetdiarree eerst de preventieve maatregelen tegen infectieuze aandoeningen te evalueren en aan te scherpen. Dit voordat het voer van de zeugen is aangepast.
Bron: GD Diergezondheid