uit swingen kunnen varkenshouders niet anders dan nadenken over een optimale bescherming van hun biggen, onder meer tegen slingerziekte. Hoe varkenshouders dit best kunnen aanpakken en hoeveel hen dit kan opbrengen, leest u in onderstaand artikel.
Slingerziekte, ook wel oedeemziekte genoemd, is een aandoening die op het eerste gezicht voornamelijk biggen in de batterijperiode kan treffen. Daarnaast kan deze ziekte ook in de voormest en vleesvarkensperiode veel economische schade veroorzaken. Slingerziekte wordt veroorzaakt door de gifstoffen of toxines die geproduceerd worden door de bacterie Escherichia coli (E. coli). Er zijn verschillende types E. coli, met elk hun eigen eigenschappen en mechanismen om ziekte te veroorzaken. De verschillende types worden op basis van de aanhechtingsfactoren en toxines van elkaar onderscheiden. De E. coli bacteriën die verantwoordelijk zijn voor slingerziekte worden verotoxine producerende E. coli (VTEC) genoemd en dragen F18-aanhechtingsfactoren.
Hoe ontstaat slingerziekte?
E. coli bacteriën worden door biggen via de muil opgenomen uit de omgeving. VTEC hecht zich vast aan de darmwand van vooral de dunne darm. De receptoren, die nodig zijn voor deze aanhechting in de darmwand, zijn pas in voldoende mate aanwezig als de biggen ongeveer drie weken oud zijn. Dat verklaart waarom de klinische symptomen van slingerziekte meestal pas na het spenen optreden – gemiddeld vijf tot veertien dagen na opzet in de batterij.
Als de omstandigheden in de darm gunstig zijn voor deze bacteriën, gaan ze zich na aanhechting vermenigvuldigen en start de toxine productie. De toxines worden door de darmwand opgenomen en gaan vervolgens via de bloedbaan naar andere organen, waaronder de hersenen. Ze veroorzaken schade aan de bloedvaten waardoor deze gaan lekken en er vochtophoping (oedeem) ontstaat. Daarom wordt deze ziekte ook wel oedeemziekte genoemd.
Uitwendig zien we dat aan de zwelling van de oogleden en snuit. Aangezien deze vochtophoping ook in de hersenen kan voorkomen, worden typische zenuwsymptomen gezien bij de biggen: de waggelende dronkemansgang – vandaar de naam: slingerziekte. Bij lijkschouwing kan ook oedeem gevonden worden in de maagwand, galblaas en ophangband van de darmen. De uitval kan oplopen tot meer dan 90%.
Naast infecties met duidelijke klinische verschijnselen en uitval komen ook subklinische VTEC-infecties voor.
Wat kost slingerziekte dan?
Waar zitten de verliesposten bij een uitbraak van slingerziekte nu vooral? Bij de klinische vorm moeten we afrekenen met rechtstreekse verliezen, zoals de uitval door sterfte, de verloren voederkost en de verhoogde medicatiekost. Bij de subklinische vorm zijn die verliezen minder duidelijk. Een lagere groei, hogere voederconversie of verminderde uniformiteit van een lot varkens springen minder snel in het oog maar kunnen ook significante verliezen opleveren. Er zijn ook onrechtstreekse verliezen zoals een hogere gevoeligheid voor andere ziekten (zoals streptokokken en Glässer) en een hoger antibioticagebruik als gevolg.
Een verhoogde sterfte in de biggenbatterij is in deze hoogconjunctuur absoluut iets wat we kunnen missen als kiespijn. Tabel 1 geeft de economische verliezen weer van de kengetallen die worden beïnvloed door een VTEC-infectie. Een berekening met de huidige biggenprijzen leert ons dat het verminderen van 1% sterfte in de batterij ons een economisch voordeel van €0,7 per big oplevert, de vermindering van 1% sterfte in de vleesvarkensstal levert ons €0,8 extra per varken op! Voldoende redenen dus om vandaag in slingerziekte te investeren!
Economische verliezen kengetallen per varken april 2023 | |
+ 1% sterfte in de biggenbatterij | € 0,7 |
+ 1% sterfte in de vleesvarkensfase | € 0,8 |
+ 0,1 voederconversie | € 1,9 |
– 100 gram groei | € 1,3 |
Hoe slingerziekte verhinderen?
Voor de aanpak van slingerziekte is het belangrijk om te weten dat de klinische verschijnselen van slingerziekte veroorzaakt worden door de gevormde toxines en niet door de E. coli bacteriën zelf. Daardoor zal een antibioticabehandeling niet effectief zijn om de symptomen te verminderen in een aangetaste big. Bovendien kan plotselinge sterfte het enige klinische verschijnsel zijn waardoor het voor een eventuele behandeling of ondersteunende therapie – met bijvoorbeeld elektrolyten – te laat is. Preventie speelt dus een zeer belangrijke rol als het gaat over de aanpak van slingerziekte.
Een eerste aandachtspunt is darmgezondheid: de bacterie heeft zijn ‘aanknopingspunt voor ziekte’ in de darm en in een gezonde darm kan de verotoxine producerende E. coli bacterie niet gemakkelijk aanhechten. Streven naar een voer met een optimaal evenwicht tussen verteerbaarheid en eiwitgehalte, met zo min mogelijk stoffen die de darmwand beschadigen, is de boodschap! Naast een evenwichtig voer moet ook het voedermanagement rond de opzet in de batterij (en vleesvarkensstal) op punt staan, waarbij (te) abrupte voederovergangen vermeden moeten worden.
Een tweede focus ligt bij de mate van stress in de stal. We willen dat biggen na spenen toekomen in een droge, warme stal zonder tocht, met voldoende drinkplaatsen en toegang tot voer. Ook het beperken van het mengen van tomen kan stress na spenen verminderen en heeft een bijkomend voordeel naar het verspreiden van ziektekiemen.
Een derde pijler is hygiëne. Omdat de VTEC-bacteriën uit de omgeving opgenomen worden, is het essentieel om goed te reinigen en desinfecteren tussen de groepen.
De eenvoudigste manier om zeker te zijn dat biggen beschermd zijn tegen slingerziekte, is door ze te vaccineren. De biggen worden op die manier beschermd wanneer één van de hier bovengenoemde aandachtspunten niet optimaal verloopt of als er iets onder de radar verandert.
Tot slot
We kunnen besluiten dat het nu wel degelijk het perfecte moment is om te investeren in slingerziekte. Hoe duurder de biggenprijzen, hoe meer sterftepercentage doorweegt in ons economisch resultaat en laat slingerziekte, naast streptokokken, nu net één van de belangrijkste oorzaken van sterfte op de batterij zijn.
Neem het management rond spenen en in de batterij grondig onder de loep en bespreek met uw dierenarts wat vaccineren tegen slingerziekte u kan opleveren.
HIPRA ondersteunt de dierenartsen in het veld via het aanbieden van een test op speekseltouwen, de VeroCheck. Hierbij wordt de aanwezigheid van het verotoxine onderzocht via PCR en krijg je een resultaat (- / + / ++ / +++). Dit onderzoek kan uitgevoerd worden bij de leeftijdsgroepen waarin de klinische verschijnselen optreden, maar ook als er een vermoeden van subklinische slingerziekte is, kan het nuttig zijn. Bespreek dit met uw bedrijfsdierenarts!
Een gesloten bedrijf in een vijfwekensysteem had gemiddeld 8,76% sterfte in de biggenbatterij, waarvan een groot deel veroorzaakt werd door slingerziekte. Ook het antibioticumgebruik lag er heel hoog. Na de opstart van vaccinatie werden drie groepen opgevolgd. De sterfte was gemiddeld verminderd tot maar liefst 0,66% (zie figuur 1) en het antibioticumgebruik was sterk gedaald. Gerekend met de huidige prijzen en de kost van het vaccin inbegrepen, zou alleen al de reductie van de sterfte (-8%) de varkenshouder vandaag 6,56 euro extra per big opgebracht hebben.
Bron: HIPRA