Het stalklimaat mag niet schadelijk zijn voor het dier. Volgens de wettelijk gestelde doelen mogen varkenshouders zelf bepalen hoe zij voor een goed stalklimaat zorgen. Maar wat is een goed stalklimaat en hoe bepaal je dat? Om varkenshouders en inspecteurs hierbij handvatten te bieden, heeft Wageningen Livestock Research vijf kenmerken benoemd waarmee ze eenvoudig en objectief het stalklimaat kunnen controleren.
Temperatuur en kwaliteit stallucht
De kwaliteit van stallucht is sterk gerelateerd aan de buitentemperatuur. Als het buiten koud is wordt er minder geventileerd en neemt de kwaliteit van de stallucht af. Is het buiten warm daarentegen, dan hijgen en pompen biggen meer en komt juist rillen en tegen elkaar aankruipen minder voor. Ook zoeken biggen dan meer verkoeling op reeds bevuilde plekken, waardoor hok- en dierbevuiling toenemen. Naast de temperatuur is ook de kwaliteit van stallucht van belang. Bij de vleesvarkens zijn koolstofdioxide- en ammoniakconcentraties geassocieerd met alle ademhalingskenmerken en geïrriteerde ogen. Oogscores gaan gelijk op met bevuiling en tussen hok- en dierbevuiling is dan ook een sterk verband. Een verhoogde NH3-concentratie kan tevens leiden tot meer agressie en minder onderwerpend gedrag.
Vijf indicatoren voor stalklimaat
In het rapport Signaalindicatoren bij handhaving van "Open Normen" voor dierenwelzijn zijn vijf indicatoren voor een goed stalklimaat benoemd.
- Concentraties koolstofdioxide (CO2) en ammoniak (NH3) in de lucht
- Mate van roodheid en/of bevuiling in de ogen
- Mate van oorbijten
- Mate van staartbijten
- Mate van bevuiling van de dieren
Instrument voor stalinspectie door NVWA
Dit rapport beschrijft hoe de onderzoekers zijn gekomen tot de keuze voor deze indicatoren, waarvan bedrijven kunnen worden gesignaleerd die mogelijk niet aan de open norm voor stalklimaat voldoen. Het is niet de bedoeling om van de open norm weer een gesloten norm te maken, maar om de NVWA-inspecteur een instrument in handen te geven dat vervolgonderzoek kan rechtvaardigen.