Begin 2019 zal Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) met de varkenssector in gesprek gaan over een reële einddatum om te stoppen met het couperen van biggenstaarten. Schouten schrijft dat in een brief aan de Tweede Kamer.
In juni 2013 heeft de Nederlandse varkensketen de Verklaring van Dalfsen ondertekend met als doel het op termijn op een verantwoorde manier stoppen met couperen van biggenstaarten. Zij heeft daartoe allerlei acties ondernomen. Dit is een vervolgstap in de uitvoering van de Verklaring van Dalfsen. De realiteit is dat de afgelopen twee jaar door het wegvallen van de productschappen, en daarmee ook de mogelijkheden tot financiering van onderzoek door de sector, er minder vooruitgang is geboekt dan gehoopt en verwacht.
Daar komt nu verandering in. Recent zijn er tussen het ministerie en de Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) afspraken gemaakt over meerjarige financiering van de Onderzoeksagenda Varkenshouderij. De Onderzoeksagenda Varkenshouderij is recent gepresenteerd door de POV en couperen heeft daarin een
stevige plaats gekregen. In 2018 wordt door betrokkenen vol ingezet om de tot nu toe opgedane ervaringen met varkens met staarten, op een groter aantal bedrijven dan in de testfase, toe te passen. En de tijd lijkt er ook rijp voor te zijn, voor steeds meer varkenshouders is het bespreekbaar om niet meer structureel te couperen.
De Europese Commissie (EC) realiseert zich dat het stoppen geen eenvoudige zaak is en heeft een traject ingezet om in heel de EU stappen te zetten om te komen tot het verminderen en uiteindelijk niet meer structureel couperen van de varkensstaarten. Schouten verwacht dat op basis van de opgedane ervaringen in 2018 en het inzetten van een risicobeoordeling en verrijkingsmateriaal, in 2019 steeds meer bedrijven de stap kunnen zetten om biggen succesvol te houden met krulstaarten. Hiervoor is noodzakelijk dat de risicofactoren voor staartbijten worden geminimaliseerd waardoor uitbraken van staartbijten zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. Dat betekent dat dierverzorgers een eventuele uitbraak snel signaleren, dat er een effectief vangnet beschikbaar is ten behoeve van het stoppen van het bijtgedrag en dat er een adequate noodopvang is.