Speendiarree is een aandoening waar veel verschillende factoren een rol in spelen. Naast besmettelijke overdracht door bacteriën, virussen en parasieten, vindt speendiarree ook plaats door niet-besmettelijke oorzaken zoals voedingsverandering bij overschakeling van melk naar vast voeder en water, verkeerde temperatuur en ventilatie van de batterij, ondermaatse hygiëne, gevoeligheid door genetica en teveel stress.
Het grootste probleem is niet in de eerste plaats de sterfte, maar wel de groeivertraging en ongelijke uitgroei van biggen. Speendiarree leidt ook vaak tot meer antibiotica gebruik.
Besmetting door kiemen belangrijkst
Bij biggen gestorven aan speendiarree vindt men in 58% van de gevallen virulente E.Coli. Eén op 6 biggen heeft ook Salmonella of Brachyspira. Ook Rotavirus komt voor bij 1 op de 6 biggen, wat viermaal zoveel is als bij gezonde biggen. Coccidiose vindt men bij 1 op de 10 biggen met speendiarree, en helemaal niet bij gezonde biggen. Verder stelt men dikwijls ook menginfecties van voorgaande vast.
Voedermanagement
Hoe jonger en lichter de biggen bij spenen, hoe meer kans dat hun verteringsapparaat nog niet klaar is voor vast voeder. Enzymen worden pas aangemaakt vanaf bepaalde leeftijd, en afhankelijk van het tijdstip dat ze beginnen eten. De biggen regelmatig kleine hoeveelheden smakelijk vers voeder geven, ook voor spenen, bevordert de opname en vertering na spenen. Biggen die weinig of niet eten na spenen krijgen een verstoring van de darminhoud. Deze zogenaamde dysbacteriose leidt tot besmetting met E.Coli. De darmwand geraakt beschadigd, en de bacteriën kunnen veel gemakkelijker naar binnen. Biggen krijgen koorts en worden algemeen ziek. Drinkwater moet fris en vers zijn. Leidingen laten doorlopen voor de biggen beginnen drinken na verplaatsing naar ontsmette batterij.
De volgende antibiotica zijn het best toepastbaar:
Oraal: Colistine, Apramycine, Linco – Spectine en Paromomycine.
Inspuitbaar: Gentamycine, Neomycine (+ penicilline combinatie), Spectinomycine en Linco – Spectine. Amoxycilline in combinatie met Clavulaanzuur is ook goed werkzaam, maar is gevaarlijk voor resistentie – ontwikkeling. Fluoroquinolones werken nog goed, maar dat zijn “rode” antibiotica (dus hun gebruik is aan voorwaarden onderworpen).
Zinkoxide in het voeder toepassen gedurende de eerste 2 weken na spenen, ter vervanging van antibiotica, helpt de infectiedruk van bacteriën laag te houden en daarmee is de kans op diarree kleiner. De E.Coli + Clostridium vaccins voor zeugen beschermen gedurende de lactatie, maar aangezien de melk wegvalt bij spenen, heeft dit weinig effect tegen speendiarree. Er bestaat nu een oraal vaccin voor biggen tegen speendiarree. Biggen kunnen gevaccineerd worden tegen slingerziekte, maar dat helpt enkel tegen de specifieke stammen die het slingerziekte toxine vormen, en dus niet algemeen tegen speendiarree.
Preventie
Leer de biggen op jonge leeftijd voeder opnemen. Dit is vooral belangrijk om hun verteringsapparaat te stimuleren.Het is aangewezen na spenen kleine hoeveelheden van hetzelfde smakelijke voeder te geven als wat ze kregen net voor spenen. Ga ook de eerste dagen na spenen de biggen regelmatig eens “wakker” maken. Door de afdeling stappen wekt hun aandacht en maakt ze actiever, waardoor ze meer eten. Ga geleidelijk overschakelen naar het startvoeder en niet al te plots (opname dip of zelfs stop). Zorg voor voldoende fris en schoon water en voor een goed klimaat waarbij tocht wordt vermeden. Start bij de eerste tekenen van ziekte onmiddellijk met de aangetaste biggen individueel in te spuiten. Dit verlaagt de infectiedruk beter dan voeder- of drinkwatermedicatie, want die biggen eten en drinken immers toch weinig.
Meer informatie
Inagro
Ieperseweg 87
B-8800 Rumbeke Beitem
T.: +32 (0)51 279200
E.: info@inagro.be
W.: leden.inagro.be