De fokkerij is zeer succesvol in het vergroten van de toomgrootte. Maar niet altijd leidt dat tot een hoger rendement, aangezien op een deel van de zeugenbedrijven de biggenuitval eveneens is gestegen.
Biggen met een laag geboortegewicht (minder dan 1000 gram) hebben bijvoorbeeld een verhoogde kans om uit te vallen. Met het groeien van de toomgrootte is het gemiddelde gewicht van de biggen iets gezakt. Het geboortegewicht is ook te beïnvloeden door de voeding voor de zeugen, vooral in het laatste deel van de dracht. Op sommige bedrijven is die voergift aan het einde van de dracht behoorlijk laag uit angst dat de zeug te vet wordt. Te vette zeugen werpen vaak traag, maar te lichte biggen overleven moeilijker. Het is zoeken naar de juiste balans.
Rekenhulp gemiddeld geboortegewicht
Een vuistregel om het gemiddelde geboortegewicht (in kilo’s) uit te rekenen is: het aantal totaal geboren biggen + 5 delen door het aantal totaal geboren biggen. Bijvoorbeeld: bij een toom van 15 biggen is het gemiddelde gewicht (15 + 5) / 15 = 20 / 15 = 1,33 kg en bij een toom van 20 biggen (20 + 5) / 20 = 1,25 kg. Door biggen te wegen is met deze rekensom een goed beeld te krijgen of de biggen relatief te licht zijn.
Spreiding
Naast het gemiddelde geboortegewicht is ook de spreiding van betekenis. Als meer dan 15 procent van de geboren biggen lichter is dan 1000 gram, dan is de spreiding te groot. Die spreiding wordt al goeddeels bepaald in het begin van de dracht: op het juiste moment insemineren is belangrijk en daarbij een vlotte eisprong. Opnieuw speelt voeding hierbij een rol: beperken van het conditieverlies van de voorgaande kraamperiode is cruciaal.
Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren