Wanneer uitwerpselen en urine van koeien of varkens zich mengen, ontstaat er veel methaangas en ammoniak. Maar als de urine en mest gescheiden blijven kunnen de broeikasgasuitstoot en de ammoniakvorming met wel 75 procent afnemen. Daarom werken Wageningse onderzoekers samen met boeren aan de gescheiden opvang en opslag van mest en urine. De gescheiden verspreiding ervan over het land is ook gunstig voor de bodem en de weidevogels.
In veel koeien- en varkensstallen worden mest en urine gezamenlijk opgevangen. Dat is heel effectief, vertelt onderzoeker Theun Vellinga. “Dan heb je in één keer alles bij elkaar, het is goed weg te pompen, je kunt het in één tank bewaren en het is makkelijk te verwerken”, legt hij uit. Uit drijfmest, het mengsel van poep en plas, vormt zich echter veel methaangas en eveneens veel ammoniak. Het is daarom beter om de urine en mest gescheiden op te vangen en ook apart te bewaren en er apart het land mee te bemesten.
Sterke reductie
“Oneerbiedig gezegd moet je zorgen voor een scheiding van kont tot grond. Daardoor vang je meerdere vliegen in één klap”, zegt Vellinga. Zo kun je de methaangasuitstoot met 75 procent verminderen, en ook de ammoniakvorming kun je tot 75 procent terugdringen. “Dat is een heel sterke reductie.”
Weidevogels
Daarnaast zijn er nog meer voordelen. Drijfmest wordt over het land verspreid door sleufjes in de grond te snijden waarin de drijfmest wordt aangebracht, de zogeheten zodenbemesting. Tijdens het snijden worden grotere soorten regenwormen, die als voer dienen voor weidevogels zoals de grutto, beschadigd. Recent onderzoek naar regenwordmen aan de Rijksuniversiteit Groningen laat dat zien. Bovendien droogt de bodem snel uit door de sneden erin, vult Vellinga aan. “Dat is ook ongunstig voor weidevogels, want ze moeten met hun snavel door de klei heen kunnen om zich te kunnen voeden.”
Biodiversiteit
Sommige boeren hebben al stallen waar mest en urine gescheiden worden ingezameld, en er komen er nog een paar bij. De Wageningse onderzoekers werken samen met een groep Friese boeren aan de verbetering van de systemen. “Deze boeren zijn bezig met het behoud van weidevogels en het belang van biodiversiteit, gekoppeld aan het terugdringen van emissies”, licht Vellinga toe.
Lange termijn
Het gaat nog wel een tijdje duren voor de hele Nederlandse veehouderij om is. Vellinga en zijn collega’s mikken op 2050. “Grofweg iedere dertig jaar worden stallen gerenoveerd of opnieuw verbouwd. Dat is vrij prijzig, dus als je net twee jaar geleden een nieuwe stal hebt gebouwd, ga je dat nu niet doen.” In de tussentijd kunnen boeren wel maatregelen nemen om de methaanuitstoot en ammoniak die bij drijfmest vrijkomen, te verminderen.
Varkens- en koeientoiletten
Mest en urine scheiden gaat bij varkens overigens beter dan bij koeien. “Er zijn al varkenstoiletten, waarbij varkens leren om op verschillende plekken te poepen en te plassen. En er is nu ook iemand bezig om dit aan koeien te leren.” Verder zoeken de wetenschappers nog met de boeren naar de beste methoden voor aparte opslag en de gescheiden verspreiding over het land. Vellinga: “Bij gier, dat sterke effecten heeft op de bodemvruchtbaarheid, is het bijvoorbeeld belangrijk een goede balans te vinden.”
Onderbouwen
Bij verder onderzoek zullen de rijksoverheid, provincies, bedrijven, individuele boeren en kennisinstituten samenwerken, verwacht Vellinga. “Hiermee kun je een enorme slag maken om klimaatverandering tegen te gaan en aan behoud van biodiversiteit te werken.” De onderzoeker benadrukt dat er veel bedrijven en wetenschappers nadenken over gescheiden mest- en urinestromen. “Wageningen is zeker niet de enige. Maar we zorgen wel voor integrale oplossingen en hebben de mogelijkheid om deze oplossingen te onderbouwen met metingen.”
Bron: WUR