Zestig dierenextremisten zijn vrijgesproken voor het binnendringen en bezetten van een varkensstal in Boxtel in 2019. Volgens het gerechtshof in Den Bosch kon niet bewezen worden dat zij staldeuren hebben geforceerd om binnen te komen, waardoor geen bewezen strafbare feiten zijn gepleegd. Wat LTO betreft is het een zwaar teleurstellende uitspraak, die alwéér aantoont dat de wet op dit gebied moet worden aangepast. Een aanpassing waar de Tweede Kamer al jarenlang om vraagt.
Deze uitspraak van het gerechtshof in Den Bosch valt niet uit te leggen aan veehouders en schept een ernstig precedent voor toekomstig dierenactivisme. Uit voorzorg worden stallen in praktijk vaak niet afgesloten. Hierdoor is bij stalbezettingen doorgaans geen sprake van geforceerde inbraak – en worden zij gekwalificeerd als een (lichte) verboden toegang-overtreding (art. 461). Gevolg is dat dierenextremisten vaak vrijuit gaan of slechts een lichte boete opgelegd krijgen, zoals door deze uitspraak wederom is aangetoond.
In 2023 diende Tweede Kamerleden Van Campen en Michon-Derkzen een motie in die het kabinet opriep om een voorstel uit te werken “waarbij het binnendringen/insluipen primair als huisvredebreuk/inbraak (art. 138) wordt geclassificeerd.” Deze motie is door een ruime meerderheid van de Tweede Kamer aangenomen. In juni van dit jaar riep demissionair minister Adema veehouders nog op om altijd aangifte te doen bij stalinsluiping of -bezetting omdat het een bedreiging in de persoonlijke levenssfeer is, aangezien bedrijf en woonhuis zich meestal op hetzelfde erf bevinden.
De uitspraak van gisteren toont aan dat de wet op dit gebied tekortschiet. De impact van stalinsluiping op gedupeerde boeren en hun gezinnen is groot. Het binnendringen in, en bezetten van, stallen moet categorisch gekwalificeerd worden als huis-, lokaal of erfvredebreuk. LTO roept de Tweede Kamer en het ministerie nogmaals met klem op om de wet op dit onderdeel afdoende aan te passen.
Bron: LTO Noord