De opbouw van immuniteit bij biggen is afhankelijk van veel verschillende factoren. Dit geldt zowel voor de algemene immuniteit, als voor de specifieke immuniteit tegen de bacterie Streptococcus suis (S.suis). Dat blijkt uit onderzoek van ForFarmers, Trouw Nutrition, Boehringer Ingelheim en Wageningen Bioveterinary Research in het kader van het vierjarige project Biggen in Transitie, Mogelijkheden voor de Aanpak van Problemen (BITMAP).
Streptokokken (S.suis) infecties in varkens zijn verantwoordelijk voor een grote ziektelast bij biggen na het spenen, en vormen daarmee de meest voorkomende reden voor antibioticumgebruik in varkens. De ziekte is ook een belangrijke economische schadepost voor de varkenssector. In het vierjarige project Biggen in Transitie, Mogelijkheden voor de Aanpak van Problemen (BITMAP), werkten ForFarmers, Trouw Nutrition, Boehringer Ingelheim en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR, onderdeel van Wageningen University & Research) samen aan het verbeteren van de weerbaarheid van biggen tegen deze bacteriële aandoening.
Afweer en antilichamen
In het BITMAP project zijn antilichamen bepaald in het bloed en de biest van de zeug, omdat deze een belangrijke rol spelen in de afweer tegen S.suis infecties. “We hebben daarbij zowel gekeken naar algemene antilichamen, als naar specifiek tegen S.suis gerichte antilichamen,” licht WBVR-onderzoeker Sandra Vreman toe. Ook het verloop van de antilichaamconcentraties in het bloed bij de biggen vanaf geboorte tot 3 weken na spenen, werd geanalyseerd. Daarnaast heeft deze onderzoeksgroep functionele parameters rondom de geboorte gemeten, zoals geboortegewicht, geboortevolgorde, biestopname, groei en voedingsopname. “Deze informatie geeft ons inzicht in de kritieke periodes voor biggen, waar mogelijk besmetting met S.suis kan optreden”.
Dip in de afweer rond het spenen
Biggen zijn extra kwetsbaar tijdens het speenmoment. Uit data van de eerste veldstudie blijkt, dat vlak na de geboorte er veel antilichamen van de zeug (maternale antilichamen) via het colostrum in het bloed van de biggen komen. Echter, deze antilichamen nemen na verloop van tijd af en vlak voor het spenen is het niveau van deze antilichamen op zijn laagst. Deze verkregen maternale antilichamen via het colostrum zijn dus niet beschermend tegen S.suis infecties rond het spenen en tijdens de biggenopfok.
Colostrum-opname en geboortevolgorde
Een veldstudie maakt duidelijk dat verschillende factoren rondom de geboorte mogelijk van invloed zijn op de concentraties en het verloop van de S. suis specifieke antistoffen in tijd in het bloed van biggen. Met name de colostrumopname en geboortevolgorde zijn van belang voor de hoogte van de antistoffenconcentratie vlak na geboorte, maar deze factoren kunnen ook van invloed zijn op het lichaamsgewicht rond het spenen. Door een S.suis uitbraak werd ook duidelijk, dat fysiologische parameters (b.v. speengewicht, colostrumopname, geboortevolgorde en hoeveelheid specifieke antilichamen in het bloed van de big) geen invloed hadden op S.suis besmetting na het spenen in deze veldstudie. Echter, er zijn aanwijzingen dat biggen uit dezelfde toom vaker besmet waren en dat mogelijk ook een genetische factor een rol zou kunnen spelen.
Van data naar praktijk
Door het registreren van het geboorteproces, het oormerken van de pasgeboren biggen en het per toom bijeenhouden van de gespeende biggen in de biggenopfok, is in dit project een unieke dataset verkregen. Deze database is van grote betekenis voor vervolgonderzoek naar de opbouw van immuniteit en hoe deze is te beïnvloeden.
Het onderzoek toont onder andere aan dat biestopname en geboortevolgorde van biggen van invloed zijn op de concentraties van zowel de algemene als de specifieke antistoffen in het bloed van biggen. De S.suis specifieke maternale antilichamen nemen na de geboorte af en zijn rondom het spenen erg laag. Daarom zijn biggen rondom en na spenen mogelijk onvoldoende beschermd tegen deze infectie. Het effect van zeugenvaccinatie om de biggen te beschermen tegen S.suis infecties rondom spenen, is hierdoor mogelijk beperkt. “De grote meerwaarde van dit project voor de praktijk is de koppeling van wetenschappelijke kennis en inzichten aan de dagelijkse praktijk in de varkenshouderij”, aldus Jan Fledderus van ForFarmers.