In de periode 1990-2021 is de emissie van ammoniak door de land- en tuinbouw met 67% afgenomen; in de periode tot 2000 was de afname sterker dan in de periode daarna. Tussen 2013 en 2021 veranderde de ammoniakemissies weinig, met van jaar tot jaar kleine stijgingen en dalingen.
In 2021 was er een lichte daling van 1,5 kiloton ten opzichte van 2020 (RIVM/Emissieregistratie, 2023). De daling is voornamelijk het gevolg van een lager N-gehalte van het graskuil en een afname van het aantal varkens en pluimvee (CBS, 2022 en Van Bruggen et al., 2023)).
Ammoniakemissies per diercategorie
In bovenstaande tabel zijn de emissies weergegeven per diercategorie. De grootste bron is de mest van rundvee. In absolute termen heeft deze diercategorie ook de grootste afname bereikt. De reductie komt voornamelijk door het toepassen van emissiearme mestaanwending en een afname van het aantal runderen. Niet elke diercategorie laat een daling zien. Zo zijn de emissies van geiten zeer sterk gestegen door een toename van het aantal geiten.
De emissies omvatten de uitstoot van de mest in de stal, tijdens opslag, bewerking, verwerking en vergisting, bij het toedienen en bij het beweiden. De dieren omvatten alle runderen, varkens, schapen, paarden, pony’s en ezels in Nederland en pluimvee, geiten, konijnen en pelsdieren op agrarische bedrijven. Hobbymatig gehouden pluimvee, geiten en pelsdieren zijn niet meegenomen in de berekeningen. Hobbymatig gehouden konijnen vallen onder consumenten huisdieren mest.
Onder de categorie kunstmest en overig vallen de emissies die komen door:
- Het toedienen van kunstmest, zuiveringsslib en compost;
- Gewasresten en afrijpende gewassen;
- Het toedienen van meststoffen door particulieren;
- Het toedienen van mest op natuurgebieden en de beweiding van natuurgebieden.
Ammoniakemissies per emissiebron
In onderstaande tabel zijn de ammoniakemissies ingedeeld volgens de processen waarbij ammoniak vrijkomt. In de grafiek is te zien dat de grootste vermindering van emissies heeft plaatsgevonden door emissiearme mestaanwending van dierlijke mest. Bij emissiearm bemesten vervluchtigt er minder ammoniak dan bij conventionele uitrijtechnieken, waardoor er meer stikstof in de bodem beschikbaar komt voor het gewas en er minder kunstmest nodig is. Daarnaast zijn de emissies afgenomen door krimp van de veestapel, eiwitarm voer, afdekken van mestopslagen, emissiearm bemesten en emissiearme stallen (De Haan et al., 2009; CDM, 2014; Van Bruggen et al., 2023).
Emissiearme mesttoediening
Nadat in de jaren negentig van de vorige eeuw het breedwerpig bovengronds uitrijden van mest al werd verboden, is vanaf 2008 het in twee werkgangen uitrijden en onderwerken van mest op bouwland niet meer toegestaan. Door dit verbod werd in 2008 80% van de drijfmest op onbeteeld bouwland toegediend door mestinjectie. Het onderwerken in één werkgang ging van 30% naar 5,5% en onderwerken in twee werkgangen ging van 24% naar 0% van de toegediende drijfmest op onbeteeld bouwland. Na 2008 zijn er geen grote veranderingen meer in de gebruikte toedieningstechnieken op bouwland (Van Bruggen et al., 2023).
Emissiearme huisvesting
In 2005 werd het Besluit huisvesting gepubliceerd, waarin werd vastgelegd hoeveel ammoniak stallen mogen uitstoten. In 2015 kwam er een aanscherping van de eisen met het Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwdieren. Sinds 2020 moeten alle bedrijven aan de eisen uit het besluit voldoen. Uitgebreide informatie over de eisen met betrekking tot de ammoniakemissies zijn te vinden op de site van Infomil (Infomil, z.d.). Naast de landelijke maximale emissiewaarden moeten stallen in de provincies Noord-Brabant en Limburg voldoen aan aanvullende vereisten (Provincie Limburg, 2021 en Provincie Noord Brabant, 2022).
In 2020 heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet een advies uitgebracht over de werking van emissiearme stallen. In dit advies staat dat de effectiviteit van bepaalde emissiearme stalsystemen in de praktijk lager is dan op basis van metingen in de proefstallen werd aangenomen. Op basis van dit advies is besloten de emissiefactoren van bepaalde stalsystemen bij te stellen in de berekeningen van de ammoniakemissies in de Emissieregistratie. Voor een volledig overzicht van de aanpassing en de stalsystemen zie paragraaf 2.6 en bijlage 9 in van Bruggen et al., (2023).
Internationaal
Ondanks dat de Nederlandse landbouwsector de emissies sinds 1990 meer dan gehalveerd heeft, is de intensiteit van ammoniakemissie per hectare landbouwgrond nog 57,4 kilogram ammoniak en daarmee de op twee na hoogste in de EU (na Malta en Cyprus) (Eurostat/EEA, 2023), zie onderstaande tabel.
Het Nederlandse beleid voor de luchtkwaliteit is gebaseerd op internationale afspraken en normen. De emissieplafonds worden door de Verenigde Naties en de EU samen met Nederland afgesproken en zijn voor ammoniak vastgelegd in het Gothenburg Protocol en de NEC-richtlijn (EU, 2001; UNECE, 2013; EU, 2016). De totale emissie van ammoniak in Nederland bedroeg in 2021 afgerond 122 kiloton, en ligt daarmee onder het vastgestelde EU-NEC plafond van 133 kiloton (EU, 2016); de land- en tuinbouw droeg aan dit totaal 109 kiloton bij. De NEC-richtlijn hanteert een andere indeling van de sectoren. Het verschil met het totaal uit de landbouw in grafiek Diercategorie komt doordat de stalemissies van de particuliere paarden, pony’s en ezels in de NEC-richtlijn bij de sector overig worden gerekend, en de emissies van de vergisting van mest bij de sector afval.
Aanpassingen methode
Bij de berekening van de emissies in 2021 is een aantal aanpassingen in de rekenmethodiek aangebracht. Voor een volledig overzicht van alle wijzigingen, zie bijlage 1: van Bruggen et al. (2023). Voor een volledig overzicht van de gebruikte methodieken zie: van der Zee et al. (2023).
Bron: Rijksoverheid