Minister Christianne van der Wal wil de stikstofproblematiek voortvarend aanpakken, blijkt uit haar stikstofaanpak die ze 1 april presenteerde aan de Kamer. Zij wil boeren in eerste instantie op basis van vrijwilligheid stimuleren om het bedrijf te saneren, te innoveren of te verplaatsen. Aan een nieuwe saneringsregeling is al langer gewerkt. “Dat is dan ook de eerste maatregel die we concreet kunnen verwachten”, zegt Marco Hol, specialist bij DLV Advies op het gebied van stikstofregelingen.
“Wat het daarbij lastig maakt, is dat boeren eerder moeten beslissen over saneren, dan dat ze weten of verplaatsen een optie zou kunnen zijn. Daarbij komt de nodige onzekerheid over de houdbaarheid van natuurvergunningen. Om op korte termijn toch meer zekerheid te bieden, werkt minister Van der Wal samen met de regionale overheden aan aanscherpingen van de regels rondom de latente ruimte in vergunningen. Nog voor de zomer zou een concrete invulling van deze aanscherpingen moeten volgen.”
Intekenen
Veehouders kunnen naar verwachting vanaf komend najaar al intekenen voor deelname aan de nieuwe stoppersregeling, de Landelijke Beëindigingsregeling Veehouderij (Lbv). Hol verwacht dat er meerdere inschrijfrondes zullen komen, waarbij de vergoeding in de eerste ronde het hoogst is, en vervolgens per ronde aflopend.
De Lbv-regeling is nog niet helemaal definitief vastgesteld. Het wachten is nog op de vaststelling van de drempelwaarde voor wat betreft de depositie van stikstof op Natura2000-gebied.
De nieuwe Lbv-regeling is geënt op de Saneringsregeling voor de varkenshouderij. Die regeling is inmiddels gesloten, maar de nieuwe Lbv-regeling is qua systematiek vergelijkbaar, legt Marco Hol uit. “Alleen gaat het in dit geval dus niet om geuroverlast, maar om de stikstofdepositie op N2000-gebieden.”
Dat houdt dus automatisch in dat veehouders die geen N2000-gebied in de buurt hebben, bij voorbaat uitgesloten zijn van deelname. Hol: “In de driehoek tussen Den Bosch, Nijmegen en Eindhoven bevindt zich bijvoorbeeld geen enkel N2000-gebied.”
Drempelwaarde
De drempelwaarde voor de depositie moet nog worden vastgesteld. Als die bekend is, kan Aerius berekenen of een bedrijf boven die drempelwaarde uit komt, en dus in aanmerking komt voor deelname. Behalve de afstand tot het natuurgebied heeft ook de ligging van het bedrijf daar invloed op, aangezien in het Aeriusprogramma rekening is gehouden met de windrichting. Wat ook meetelt, is of er al of niet groenlabelstallen aanwezig zijn op het bedrijf.
De Lbv-regeling geldt in principe voor varkens-, pluimvee- en melkveebedrijven met productierechten. Er gelden diverse voorwaarden voor deelname. Zo moet het bedrijf op het moment van inschrijving nog operationeel zijn, met dieren in de stallen. Tevens moet het bedrijf volledig aan de geldende wet- en regelgeving voldoen. “Stel dat je als boer al heel lang met de gemeente in onderhandeling bent over je vergunning, en je zit dus in een gedoogsituatie. Dan kan je daardoor buiten de regeling vallen”, schetst Marco.
Twee vergoedingen
In de Lbv-regeling is de vergoeding opgebouwd uit twee componenten: een voor de stallen, en een voor de productierechten. De vergoeding voor de rechten (fosfaatrechten, varkens- of pluimveerechten) is een marktconforme prijs. De prijs per recht wordt kort voor de openstelling van de regeling vastgesteld, en blijft gelden voor de gehele inschrijvingsperiode van drie maanden.
Vervolgens wordt er een referentiejaar bepaald, op basis waarvan het aantal destijds benutte rechten wordt vastgesteld. Van die rechten mag je 80 tot 100 procent aanmelden. “Stel, iemand heeft 2000 varkensrechten, en heeft er daarvan in het referentiejaar 1.800 benut. Dan mag je maximaal 1.800 rechten aanbieden, en hou je er nog 200 over voor de vrije verkoop”, schetst Hol.
De andere vergoeding is voor de stallen. Daarvoor geldt een prijs per vierkante meter. Die is afhankelijk van de leeftijd van de ruwbouw van de stal. “Ook al is die stal daarna misschien wel vier keer gemoderniseerd; het jaar waarop de stal in gebruik is genomen, telt.” De bewijslast daarvoor ligt bij de veehouder, geeft Hol aan. “Je kunt dat onderbouwen met behulp van vergunningen, taxatierapporten en soms met Google Earth.”
Afwaardering stallen loopt door
Gedurende de hele procedure loopt de afwaardering van de stal door, benadrukt de adviseur. “Stel, je schrijft een stal in van 23 jaar oud, en de hele Lbv-procedure duurt al met al twee jaar. Bijvoorbeeld omdat je eerst nog de ronde legkippen wil afmaken. Dan krijg je dus uiteindelijk een vergoeding voor een stal van 25 jaar oud.” Ook de beslissing op de aanvraag voor deelname aan de regeling kan soms wel een half jaar op zich laten wachten, weet hij. Al die tijd loopt de afwaardering door.
De aanvraag moet digitaal worden gedaan, via het E-loket van RVO, en voorzien van alle benodigde bijlagen. DLV-specialisten kunnen veehouders assisteren bij de aanvraagprocedure.
De vergoeding wordt door RVO in termijnen uitgekeerd. Voorwaarden zijn dat de vergunning van het veehouderijbedrijf is ingetrokken, de dierrechten zijn doorgehaald, de dieren en de mest zijn afgevoerd en er een andere bestemming is aangevraagd.
Vroeg in overleg met gemeente
“Nadat ze gestopt zijn met het bedrijf, willen de meeste veehouders toch iets anders terugbouwen, of bijvoorbeeld zonnepanelen aanleggen”; zegt Marco. “Het is cruciaal om hier zo vroeg mogelijk over in gesprek te gaan met de gemeente, zodat je weet wat je mogelijkheden zijn binnen de nieuwe bestemming.”
Start op tijd
Voor degenen die overwegen gebruik te maken van de Lbv of MGO-regeling: Start op tijd en benut de huidige periode om u te oriënteren op de mogelijkheden die specifiek voor uw bedrijf gelden.
Bron: DLV Advies