De vraag naar vlees- en zuivelvervangers in Europa groeit hard tot 2035. Maar ook de vraag naar vlees en zuivel zal nog licht blijven groeien. Er is plek voor beide. De overstap van het gebruik van dierlijke- naar plantaardige eiwitten wordt de eiwittransitie genoemd. Tot nog toe zijn er weinig gevolgen voor de Nederlandse veehouderij en akkerbouw. De opkomst van andere eiwitten gaat wel ten koste van de groei van de afzet van veehouderijproducten. Zeker als de verschuiving sneller gaat dan we nu voorzien.
Alternatieve eiwitten: een snel groeiende markt
Kort geleden bracht de Rabobank het artikel De eiwittransitie is nog maar net begonnen uit. Hierin beschrijven wij dat we verwachten dat tot 2035 de Europese markt voor zuivelvervangers met 7-8% per jaar zal groeien tot een consumptieaandeel van 9%. Het gaat dan om het aandeel in de detailhandelsverkoop van drinkmelk, yoghurt, ijs, kaas en zuivelvervangers. De markt voor vleesvervangers groeit waarschijnlijk met zo’n 15% per jaar tot een consumptieaandeel van 4% in 2035. Deze groei komt aan de ene kant doordat consumenten zich nu meer bezig houden met de gezondheidskanten van zuivel- en vleesconsumptie, het vrijkomen van broeikasgassen, ontbossing en dierenwelzijn. Aan de andere kant stoppen foodbedrijven veel energie in het ontwikkelen van betere producten en dat deze makkelijker te krijgen zijn.
Ondanks de enorm snelle groei van het gebruik van alternatieve eiwitten, verwachten wij ook nog een kleine groei in de Europese vraag naar traditionele zuivel- en vleesproducten. Dat komt door de lichte stijging van de bevolking en economische groei. Verder verwachten wij dat de consument in de toekomst andere zuivel- en vleessoorten wil eten. Dat zal meer kaas, pluimveevlees en vis zijn, en minder verse melk en rundvlees.
Figuur 1. Impact op de vleesketen 2010-2035
Figuur 2. Impact op zuivelketen 2010-2035
Europese consumptie van vlees en zuivel blijft overeind
De stijging van zuivelvervangers komt vooral doordat er minder verse melk wordt gebruikt. Maar de markt voor kaas groeit nog. Dit is belangrijk omdat meer dan de helft van de Europese melk gebruikt wordt om kaas te maken. We verwachten dat zuivelvervangers in 2035 9% vormen van de Europese zuivelconsumptie. Door het grote aandeel van kaas in de zuivelmarkt komt het aandeel van zuivelvervangers in de totale melkbehoefte lager uit. Namelijk rond de 5% voor de vier hier genoemde producten. De Europese vraag naar melk zal de komende jaren blijven stijgen. Vooral door groei in de markt voor kaas.
Voor de vleesmarkt geldt ongeveer hetzelfde. Ook voor vlees verwachten wij tot 2035 nog een lichte groei in de Europese consumptie, door bevolkingsgroei en economische groei. Vleesvervangers concurreren tot nu toe bijna alleen met verwerkte vleesproducten zoals hamburgers, worsten, schnitzels, gehakt en kipnuggets. Het is lastig in te schatten hoeveel terrein vleesvervangers zullen winnen als het gaat om verwerkte producten tegenover onbewerkte. En daarom ingewikkeld een voorspelling te doen. Dit komt omdat er veel onzekerheid is over de toekomst van kweekvlees, vleesvervangers op basis van insecten en gefermenteerde grondstoffen, naast de plantaardige vleesvervangers die er op dit moment zijn.
Alternatieve eiwitten weinig interessant voor Nederlandse akkerbouwer
De vraag naar vlees- en zuivelvervangers groeit. Om te zorgen dat er voldoende beschikbaar zijn zullen er ook meer grondstoffen voor deze producten nodig zijn. Dit gaat vooral om tarwe, soja, haver en peulvruchten. Nederlandse akkerbouwers zullen niet veel voordeel hebben van de groeiende vraag naar deze producten. Omdat ze weinig opleveren vergeleken met wat zij nu verbouwen en omdat ze ergens anders vaak goedkoper kunnen worden verbouwd. Fabrikanten van vlees- en zuivelvervangers zullen het grootste deel van de grondstoffen die zij nodig hebben invoeren uit landen in de omgeving en uit Brazilië en de VS.
Naast mogelijke bedreigingen ook kansen voor veehouders
Veehouders kunnen ook inspelen op de zorgen die bij consumenten leven door zelf onderwerpen als dierenwelzijn en het klimaat extra aan te pakken. Vlees- en zuivelvervangers zijn vaak duurder dan het zuivelproduct of stukje vlees dat ze vervangen. Dat maakt duidelijk dat een deel van de consumenten extra wil betalen als een aantal zorgen wordt weggenomen. Dit biedt kansen voor veehouders. Zij kunnen op deze klantbehoefte inspelen en een betere prijs voor hun producten vragen.
Er zijn al voorbeelden in de veehouderij van ondernemers die zelf inspelen op sociale onderwerpen van dit moment. Zoals pluimveehouders die zich houden aan hogere eisen van supermarktketens voor dierenwelzijn en andere duurzaamheidsonderwerpen. Ook in de melkveehouderij kennen we voorbeelden zoals Weidemelk en het ´On the way to PlanetProof’ keurmerk. Daarnaast is er het Beter Leven keurmerk met 1, 2 of 3 sterren.
Onderzoek van de ‘25% mogelijkheid’
We verwachten niet dat vlees- en zuivelvervangers in 2035 25% van de vraag naar eiwitten waarmaakt. Toch hebben we deze mogelijkheid wel doorgerekend om te zien wat de gevolgen kunnen zijn voor onder andere de veehouderij. Om op 25% te komen moeten eiwitvervangers goedkoper worden en is actie van de overheid nodig. Dan zal de verkoop van dierlijke eiwitten in Europa krimpen met zo’n 20%. Voor zuivel betekent dit vooral dat er veel meer kaasvervangers gegeten worden in plaats van gewone kaas. Bijvoorbeeld doordat grote fastfoodketens fors meer kaasalternatieven op pizza’s en hamburgers gaan gebruiken. Hierbij vallen verschillen in smaak minder op. In de vleessector verwachten wij een krimp bij varkensvlees. Pluimveevlees en vis hebben het voordeel een gezondere en duurzamere naam te hebben en blijven daarom waarschijnlijk beter overeind.
Als er 20% minder vlees en zuivel geproduceerd wordt zijn er ook veel minder granen en oliezaden voor veevoer nodig. Terwijl daar veel minder extra vraag naar grondstoffen voor alternatieve eiwitten tegenover staat. In deze situatie zal een deel van het Europese landbouwoppervlak niet meer nodig zijn. Ook de Europese veehouderij krimpt dan. Nederlandse veehouders zijn daarbij kwetsbaarder dan de meeste van hun Europese collega’s. Omdat zij te maken hebben met allerlei (toekomstige) stikstof- en klimaatmaatregelen. Beleidsmakers moeten de risico’s van dit scenario voor de manier waarop veehouders hun geld verdienen, niet uit het oog verliezen.
Bron: Rabobank