Per 1 januari 2019 zijn voor zeugen de ‘witte combimerken’ ingevoerd. Dit om invulling te geven aan het ingrepenbesluit. De regeling is nu bijna twee jaar in werking. De POV heeft met de betrokken ketenpartners een evaluatie uitgevoerd. Hieruit kan men concluderen conclusie dat de praktijk in Nederland en Duitsland (zeugenslachterijen) heeft leren werken met de combimerken en deze breed zijn geaccepteerd.
Daarom roepen de POV en Vee & Logistiek Nederland alle varkenshouders en transporteurs op te stoppen met het gebruik van slachtblikken bij de afvoer van slachtzeugen die al een combimerk in het oor hebben. Dit is niet nodig en niet toegestaan.
Maximaal twee ingrepen
In de overheidsregelgeving staat dat een varken van geboorte tot slachterij maximaal 2 ingrepen ter identificatie mag krijgen. De ontheffing die er was voor zeugen, met drie ingrepen, is per 1-1-2019 ingetrokken. Om ook voor slachtzeugen te kunnen voldoen aan de regelgeving is het combimerk ontwikkeld en ingevoerd.
Varkenshouders zijn vanaf 1-1-2019 verplicht om zeugen bij toevoeging aan de zeugenstapel te merken met een erkend combimerk. Bij de afvoer van slachtzeugen met een combimerk is een slachtblik niet meer nodig en niet meer toegestaan. Indien dit toch gebeurt, kunnen varkenshouders en transporteurs een boete krijgen van de NVWA.
Gebruik van slachtblikken
Het aantal slachtzeugen met combimerken dat varkenshouders afleveren is snel toegenomen.
De POV en Vee & Logistiek Nederland kregen signalen van hun leden dat er ondanks het verbod nog gebruik gemaakt is van slachtblikken bij slachtzeugen die al een combimerk in het oor hebben. Navraag leerde dat men niet op de hoogte was van de nieuwe regelgeving of dat men de indruk had dat de Nederlandse zeugenslachterijen niet met de combimerken zouden kunnen werken vanwege uitval en slechte afleesbaarheid. Daarnaast was het signaal dat de export van slachtzeugen naar met name Duitse zeugenslachterijen in gevaar zou komen, omdat hier uitsluitend slachtblikken zouden zijn geaccepteerd.
Evaluatie
Vee & Logistiek Nederland, COV, Topigs Norsvin en POV hebben naar aanleiding van de signalen die binnen kwamen een evaluatie uitgevoerd. Hieruit is het volgende naar voren gekomen.
1. De zeugenslachterijen in Nederland (VION Groenlo) hebben aangegeven dat, na een periode van gewenning en ‘fine tuning’ van de bedrijfssystemen, goed met de combimerken kan werken. Er zijn geen slachtblikken geëist. Uitval in de krabmachine is misschien iets hoger dan bij slachtblikken maar er is voldoende tijd om de merken af te lezen en in te voeren in het systeem.
2. De Duitse zeugenslachterijen geven aan dat ze inmiddels ook gewend zijn aan de combimerken en dat ze hiermee goed kunnen werken. Ze geven aan geen slachtblikken te eisen. Er zijn dus geen barrières voor export van slachtzeugen naar Duitsland en er zijn geen slachtblikken gevraagd.
3. Slachterijen geven wel aan dat combimerken met een chip de identificatie zouden kunnen verbeteren. De regelgeving sluit het toepassen van elektronische identificatie niet uit. Invoering hiervan vanuit concepten van slachterijen is dus mogelijk.
4. Bij zeugenhouders werkt het gebruik van combimerken goed. Mits goed ingebracht is de uitval beperkt. Hermerken is vaak wel problematisch. Door vervuiling is de afleesbaarheid niet altijd optimaal. Het niet wettelijke deel van het combimerk kan in overleg met de leverancier gebruikt worden voor het opnemen van bedrijfsinformatie.
Stop met slachtblikken
De conclusie kan worden getrokken dat de praktijk in Nederland en Duitsland heeft leren werken met de combimerken en dat deze breed worden geaccepteerd. Slachterijen kunnen met de beperkte uitval en aflezen tijdens het slachtproces uit de voeten.
POV en Vee & Logistiek Nederland roepen daarom alle varkenshouders en transporteurs op te stoppen met het gebruik van slachtblikken bij de afvoer van slachtzeugen die al een combimerk in het oor hebben (dat aantal wordt steeds groter). Dit is niet nodig en niet toegestaan.
Bron: POV